Hulp bij paniekstoornis met agorafobie

Cognitieve gedragstherapie bij paniekstoornis met agorafobie

Een bewezen effectieve behandeling volgens de Multidisciplinaire Richtlijn Angststoornissen

 

Wat is een paniekstoornis met agorafobie?

Paniekaanvallen zijn plotseling optredende, kortdurende periodes van heftige angst die gepaard gaan met allerlei lichamelijke sensaties, zoals onder andere hartkloppingen, zweten, trillen en benauwdheid. Agorafobie (ook wel ‘straatvrees’ of ‘pleinvrees’ genoemd) is de angst om alleen, dus zonder een vertrouwd persoon, in de openbare ruimte te zijn. Agorafobische patiënten vermijden veelal de straat, drukke winkels en het openbaar vervoer. Soms gaat de angst verder dan de openbare ruimte en durven ze ook niet meer alleen thuis te zijn of met de eigen auto te reizen. Of iemand lijdt aan een paniekstoornis met agorafobie moet worden vastgesteld door een terzake kundige psycholoog of arts. Die zal een paniekstoornis met agorafobie diagnostiseren wanneer de patiënt regelmatig paniekaanvallen heeft (1) en wanneer de patiënt bovendien in extreme mate de openbare ruimte vermijdt omdat hij vreest dat paniekaanvallen daar gemakkelijk kunnen optreden of dat deze daar extra belastend zijn (2). 

Direct aanmelden Meer weten?

 

Wat is cognitieve gedragstherapie?

Cognitieve gedragstherapie is één van de verschillende stromingen binnen de psychotherapie. Zij grijpt in op zowel het gedrag als op het denken van patiënten, werkt dikwijls met huiswerkopdrachten en kent over het algemeen een gestructureerde aanpak. Voor veel emotionele stoornissen zijn specifieke cognitief-gedragstherapeutische procedures ontwikkeld. Die bestaan ook voor paniekstoornis met agorafobie.

Hoe gaat cognitieve gedragstherapie bij paniekstoornis met agorafobie?

Zoals gezegd wordt eerst met medicatie (eerste keuze) of met cognitieve gedragstherapie (‘(psychologische) paniekbeheersing’: tweede keuze) getracht om het aantal paniekaanvallen en de angst ervoor te reduceren. Daarna wordt in beide gevallen ‘blootstelling’ ingezet. ‘Blootstelling’ kan in verschillende varianten worden toegepast, maar bestaat altijd uit een aantal vaste stappen. 

Eerste stap: de angstladder

De eerste is de angstladder, ook wel angsthiërarchie genoemd. Samen met de patiënt wordt een overzicht gemaakt van situaties die de patiënt is gaan vermijden uit angst voor zijn paniekaanvallen. Die situaties worden naar oplopende moeilijkheidsgraad in een rangorde gezet.

Tweede stap: afspraken over- en uitvoeren van ‘blootstelling’

Vervolgens worden met de patiënt afspraken gemaakt om stelselmatig de situaties uit de angstladder weer te gaan opzoeken: eerst de relatief gemakkelijke situaties, daarna de moeilijke. De patiënt moet er immers aan gaan wennen dat de paniekaanvallen ook niet meer vóórkomen in de situaties die hij is gaan vermijden. Daartoe moet hij net zo lang in de gevreesde situaties blijven totdat zijn angst voor paniekaanvallen inderdaad voldoende is afgenomen. 

Derde stap: nabespreken en nieuwe afspraken

De oefeningen worden iedere keer met de therapeut nabesproken, waarbij erop wordt gelet of al nieuwe afspraken kunnen worden gemaakt over de volgende stap op de angstladder. Deze procedure wordt net zo lang voortgezet totdat de patiënt weer voldoende verloren geraakte situaties kan betreden zonder overdreven angstig te zijn voor nieuwe paniekaanvallen en zonder dat hij daarvoor anderen hoeft in te schakelen.

‘(Psychologische) paniekbeheersing’ als alternatief voor medicatie

De procedure ‘(psychologische) paniekbeheersing’ kan soms ook worden toegepast bij de behandeling van paniekstoornis met agorafobie; zij staat beschreven in de VGCt-folder paniekstoornis (zonder agorafobie). Ook deze procedure kent verschillende stappen.

Hoe lang duurt een cognitieve gedragstherapie bij paniekstoornis met agorafobie en wat zijn de effecten?

Doorgaans kan met 15-25 wekelijkse zittingen, bestaande uit een combinatie van medicatie en cognitieve gedragstherapie of uit cognitieve gedragstherapie alleen, een goed resultaat worden bereikt. Voorwaarde is daarbij wel dat de patiënt ook huiswerkoefeningen doet. Ongeveer driekwart van de patiënten heeft baat bij zo’n behandeling.

Direct aanmelden Meer weten?